Onder het motto “Wie wat bewaart heeft wat” heb ik de verslagen van de weekberaden, redactieraden en – commissie, alsmede de briefwisselingen over de redactionele situatie in Zeeuws-Vlaanderen tussen de verschillende bedrijfsgremia over de voorbije jaren netjes bewaard.
Ze lagen in een grote map onderin mijn kastje, want wat dat betreft ben ik toch een ouderwetse journalist; ik bewaar van alles. Waar nog eens een verhaal in zou kunnen zitten gaat in een mapje, interessante artikel worden geknipt of digitaal opgeslagen in – juist – een mapje.
Ik had bij wijze van spreken de NMa – mocht ik ertoe gedwongen zijn – zo een berg met documenten kunnen verstrekken. Ze hebben vorig jaar bij de invallen-actie niet bij me aangeklopt. Ik zou ook niet thuis hebben gegeven, want ik vond en vind dat ik als eenvoudige redacteur part noch deel heb gehad aan wat er de voorbije jaren is gepasseerd. Dat geldt ook voor het leeuwendeel van de PZC-en BN/De Stem-redacteuren in Zeeuws-Vlaanderen en daarbuiten.
Als er in Breda of Apeldoorn iets beslist werd over de bedrijfsvoering van de kranten, dan was dat – alle overleggremia ten spijt – veelal opgelegd pandoer, dat verwoord werd in een hoofdredactionele mededeling. Daar mochten redactionele vergadertijgers als Jeff. Kuttering en Ernst Jan Rozendaal dan nog even mee stoeien, maar ook niet meer dan dat.
Mecom en Munstermans wil waren wet.
En die wet was puur economisch.
In 2001 werd –ten tijde van het regime van Andreas Oosthoek – besloten om de redacties van PZC en BN/De Stem om economische redenen onder een dak te brengen. Er moest – met frisse tegenzin – worden samengewerkt, maar die samenwerking beperkte zich in eerste instantie tot het gezamenlijk gebruik van werk van dezelfde fotografen (bij toerbeurt) en het toen nog bestaande korps aan medewerkers. PZC en BN/De Stem bleven kranteigen kopij maken. Identiteitsbepalende zaken bleven fier overeind. De aansturing van de redacties bleef in handen van twee chefs.
Makkelijk verliep die samenwerking niet. Simpelweg, omdat het een beetje raar is als journalisten die samen met elkaar werken toch geheimen (primeurs) voor elkaar hebben of rechtspositioneel verre van op een lijn zitten. Zo kon het gebeuren dat op gezette tijden –zeker in mei – de samenwerkingsredactie bestond uit louter PZC –redacteuren, omdat de Stemmers allemaal op vakantie waren en mochten.
Als er vanuit Zeeuws-Vlaanderen geklaagd werd door redacteuren, dan ging het om organisatorische zaken, om gebrek aan menskracht, aan onevenwichtigheid in papieraanbod voor de twee edities en meer van zulks. Over werkomstandigheden die na de overgang op halfformaat in februari 2007 steeds problematischer werden.
De tot toen gekunstelde samenwerkingsconstructie paste geheel binnen de afspraken die de NMa Wegener met de fusie met de VNU-dagbladen had opgelegd. De edities hadden hun eigen smoel, eigen specifieke kopij, eigen redactie en eigen omvang.
Met alle gevolgen van dien overigens.
Om een voorbeeld te geven.
In de tijd van een eigen PZC-redactie in Terneuzen verving de kantoorhouder zelf regelmatig de kapotte tl-buizen. Hij moest dan ’s maandags toch in Vlissingen zijn en nam dan uit het magazijn wel wat nieuwe buizen mee, die hij vervolgens een dag later zelf in de tl-houders plaatste. In een Wegener-pand mocht dat allemaal niet meer, vanwege de arbo-regelgeving en omdat er natuurlijk een facilitair manager was die dit soort dingen regelde, arrangeerde, aanpakte. Dus toen er op het bureel van de samenwerkingsredactie wat tl-buizen kapot waren werd er gebeld naar Breda. “We zitten bijna zonder licht, we hebben wat tl-buizen nodig”, luidde het verzoek. De facilitair manager noteerde dat netjes en sprak vervolgens af over een week zelf naar Terneuzen te komen. Met de lampen dacht ik, maar nee, de man kwam poolshoogte nemen. Kijken of er daadwerkelijk lampen stuk waren, hoeveel, wat voor watt en welke starters ze hadden. Alla, meneer was en halve dag bezig met zijn inventarisatie en zei vervolgens dat er actie ondernomen zou worden.
Die actie kwam ook. Een paar dagen later meldden twee mannen van een of ander technisch bedrijfje uit nota benen Breda zich ter redactie met de mededeling dat ze kwamen om een inventarisatie van het kwaad te maken, zodat zij het bedrijf een offerte konden doen. Nou ja, kijk maar, er zijn wat tl-buizen stuk…Weken verstreken, nog eens met Breda gebeld, ja de offertes moesten nog bekeken worden. Maar goed, weken later verschenen er enkele mannen op het bureel met tl-buizen. Een kleine vrachtwagen vol, niet alleen de kapotte exemplaren werden vervangen, maar alles, ook de nog goede buizen en overal in het kantoor werden de lichtkolommen voorzien van nieuwe starters..
Toen ik de facilitair manager wees op zijn absurde werkwijze werd me dat later niet in dank afgenomen, maar toch zo verliepen zaken.
Een en ander was voor de toenmalige Stem-chef in Zeeuws-Vlaanderen aanleiding om in april 2007 namens de samenwerkingsredactie (niet namens mij, ik was destijds ziek) een verzoek bij de hoofdredacties en directie neer te leggen om ” de muur van ergernissen waar de redactieleden elke dag tegenaan liepen, maar die ze zelf niet hadden opgetrokken, te slechten.”
Wat verder volgde is voor de NMa reden geweest om deze week Wegener een boete op te leggen van bijna 20 miljoen euro.
Een absurd hoge boete vindt het bedrijf en dat is ook zo.
Het vermeende profijt dat het concern heeft gehad aan het ineenschuiven van titels en redacties staat in geen verhouding tot de boete.
Een aantal respondenten heeft mij deze week ervan beticht zaken te schrijven uit rancune. Dat zou dan impliceren dat ik haat- gedragen verhalen zou leveren. Daar is geen sprake van. Bijna een kwarteeuw heb ik bij de twee kranten mogen werken, het langst 22 jaar bij de Provinciale. Een krant, de laatste, waar ik altijd trots op ben geweest. Een krant met een reputatie.
Net zoals De Stem een bedrijf was met een goede sociale status.
Nadat Wegener beide bedrijven onder z’n hoede had genomen is het met de reputatie van de twee bergafwaarts gegaan en er kwam bepaald geen positief Wegener-gevoel voor in de plaats. Integendeel.
Die teloorgang, die vind ik zo jammerlijk en daarover en daarom schrijf ik.
Dat ik verder wel eens een akkefietje met die of gene heb gehad, tja, dat bewaar ik dan maar voor mijn memoires. Mocht ik die ooit schrijven.
Wegener, ja wat moet je daar nou over zeggen. Dat je broek ervan afzakt misschien? Ik heb me in de loop van de jaren afgevraagd wat Wegener nog met de vrije pers van doen heeft. Ik hoorde wel eens afdelingscheffinnetje tegen iemand zeggen: je past niet binnen het systeem. Het volk van Wegener denkt in systemen en systemen gaan niet samen met een vrije pers, zo denk ik en daarmee is alles gezegd over Wegener. Gelukkig zijn er nogt steeds een heleboel mensen wijzer in dit land dan de ‘bloedbroeders’ van Wegener. Wat mij betreft mogen ze er nog een paar miljoen boven op doen, zodat ze daar leren wat een heilig grondrecht als persvrijheid is.