Ik ben eigenlijk een enorme seut. Ik geef het toe, als het om pijn gaat haak ik snel af. Ik moet er niet van hebben. Als mijn eigen lijf en leden in het geding zijn, slaan de bibbers toe. Daarmee zeg ik niet dat ik kleinzerig ben, dat niet, ik ben ook geen huilerig tipje nee dat. Nee, ik heb meer last van een licht hypochondrische inslag die toeneemt, naarmate de jaren vorderen. De angst om te gaan mankeren (of de vrouw en de kinderen en de kleintjes) die belast mijn gemoed nog wel eens.
Een vrees die versterkt wordt door mensen in mijn omgeving. Mensen die ziek worden, die een lijdensweg moeten afleggen. Vrienden die kanker krijgen en chemokuren en wat al niet meer moeten ondergaan. Anderen bij wie de wekker kuren gaat krijgen en die gedotterd moeten worden, aan de by-passen moeten of erger. Ik word dit najaar 57 en gelukkig is mijn gezondheid nog redelijk (Afkloppen, snel), maar als ik zie hoeveel mensen wat oplopen, wat krijgen, dan ben ik bevreesd.
Heb ik dat alleen of hebt U dat ook. Dat knagende gevoel af en toe. Dat naargeestige denken in de trant van wanneer ben ik aan de beurt.
Kanker vind ik een verschrikkelijke ziekte.
Als er iets de wereld uit geholpen mag worden, dan is het die vervloekte aandoening wel.
In mijn directe omgeving sloeg die rotziekte al diverse malen toe, recentelijk bij een vriend in het hoge Noorden en twee oud-collega’s. En wat doe ik dan, ik praat die mensen moed in, zeg ze sterk te zijn en alles eraan te doen om het kwaad te bevechten en in mezelf wordt dan de seut weer wakker…Stop nu toch eens met roken, ga bewegen, eet gezond.
Het laatste lukt dan wel, want gezond kan best lekker zijn,
Het tweede ligt niet in mijn aard. Ik stap een, twee keer op de fiets en dan verdwijnt de stalen ros weer voor maanden in de schuur. Het eerste gaat mij bijzonder slecht af.
Roken. Stoppen met roken.
Ik heb pleisters, kauwgommetjes en pillen geprobeerd.
Het hielp allemaal, even of wat langer. Die Champix-troep bleek zeer effectief totdat de pillen op waren, de kuur ten einde. Even in een verkeerde omgeving en hup, daar ging het weer mis.
“Je hebt geen ruggengraat”, zegt de vrouw, zelf ooit een rookster, maar al jaren gestopt en dus een felle anti inmiddels, het is zo, ik ben een seut, ik zei het al. Toch ben ik nu reeds zover dat ik in haar omgeving niet rook. Soms dagen achtereen niet, soms weken achtereen niet. En dan toch weer beginnen…
Zou een hartkwaal of kanker mij van het roken afhelpen? Ik weet het niet.
Wijlen mijn vader liet zijn Captain Grant tabak begin jaren ’70 links liggen om tien jaar later toch met de ziekte geconfronteerd te worden. Ik ken mensen die juist door een rotziekte aan het roken zijn geslagen. Dat gebeurt ook.
Het doet allemaal niets af aan mijn eerste constatering dat ik eigenlijk een grote seut ben.
Ik ben niet bang voor anderen, niet voor het donker. Ik heb geen pleinvrees, een beetje hoogtevrees dat wel, maar verder, nee ik durf best wel het een en ander. Het feit dat ik dit voorjaar tussen de grizzlies stond in Alaska is daar toch wel het bewijs van.
Nee, ik ben een seut, omdat ik bang ben van en voor mezelf…herkent U dat, een beetje?
Ja, dat herken ik.
Goed stuk overigens !
Niet een beetje, maar zeer herkenbaar. Alinea na alinea.