Spreken in het openbaar is een kunst. Dat is niet iedereen gegeven. Probeer maar eens een groot gemengd publiek een tijdlang te boeien met gesproken verhandelingen. Vijf minuten is dan al lang. Zeker voor mensen met een monotone stem. Vijf minuten een toespraak aanhoren die niet boeit, die een humorloze woordenbrij is, een opsomming van facts en figures, dat is een crime, dat mag je mensen niet aandoen, maar het gebeurt, het gebeurt zo vaak, het gebeurt veel te vaak.
Premier Rutte hield vorige week de Schoolezing.
Drie kwartier vol-en bijzinnen over de Nederlandse kenniseconomie.
Rutte was nog niet uitgesproken of Nederland kelderde op de ladder van innovatieve landen van een vijfde naar een achtste plaats.
Was die lezing dan zo slecht. De meningen zijn verdeeld. Uit eigen kring kreeg Rutte de complimenten omdat hij voor het eerst getuigde over iets als een visie te beschikken. Tegenstanders dachten daar heel anders over, maar loofde Rutte om het feit dat hij driekwart uur aan het woord was zonder iets af te lezen van een een papiertje. Hij deed het dus uit zijn hoofd.
Nu mag je van een vooraanstaand politicus als Rutte verwachten dat-ie dat ook kan. Uit het hoofd een riedel opdreunen. Overigesn geloof ik niet dat de premier zijn verhaal zelf heeft opgeschreven, daar heeft-ie een batterij aan mensen voor en zelden schrijft dit soort mensen toespraken zelf, het wordt hen allemaal aangereikt.
Want een toespraak zelf schrijven is ook een kunst.
Wie beide disciplines niet beheerst kan dus beter helemaal zijn mond houden wat mij betreft, maar helaas, oh helaas gebeurt dat zelden. Dan word je als luisteraar geconfronteerd met tenenkrommende verhalen zonder kop en staart, vol met ik,ik,ik, met dikdoenerij of simpelweg geneuzel.
Vorige week was ik ook weer getuige van een aantal overbodige, tijdvretende en ergerniswekkende ego-litanietjes.
Bij het afscheid van wethouder Jaap Bos (CDA) in Terneuzen moest er natuurlijk tijdens de receptie gesproken worden. De heren Jan Lonink (burgemeester) en Jacques Begijn (partijgenoot) deden dat zoals betaamt. Kort, gericht aan de persoon en grotendeels handelend over die persoon en met humor. De heren Van der Hart (Zeeland Seaports) en Van der Brugge (ROC) spraken ook, terwijl ze beter hun mond handen gehouden. Naamsgrapjes, ik-ik-ik, eigen titulatuur (als CEO van Zeeland Seaports) en meer van zulks. Hun speeches gingen over henzelf, hun rol in de samenleving, niet over Jaap Bos, niet over een vertrekkende bestuurder.
Wat ik al zei, ego-litanietjes.
Niet meer doen.
Nooit meer.
Ik heb het zelfs eens meegemaakt dat iemand in Hulst een cursus over het historische Rome gaf en meer over zichzelf bezig was dan over Rome (“Ik als historicus…”)
In de pauze zijn we naar huis gegaan. Zonde van het geld!
Dat was een oud-leraar. Zullen die lessen saai geweest zijn!
Dikdoeners en zwelbasten, noemde de visionair Marten Toonder zulke mannetjes al.