Ik hoop van harte dat de nieuwe Commissaris van de Koningin in Zeeland, Han Polman, maandenlang niets zegt over Zeeuws-Vlaanderen. Echt helemaal niets. En als-ie wat over dat landsdeel zegt laat het dan de gebruikelijke platitudes zijn, zo van ‘mooi landsdeel”, het Landje Apart, de streek waar het leven goed is en meer van zulks. Laat ‘m asjeblieft niet beginnen over krimp en bijkomende ellende, toltunnels en achterstelling, over eilanddenken en dat soort zaken. Laat ‘m asjeblieft geen uitspraken van scheidend commissaris Peijs herhalen, over verdwenen voorzieningen of over blij,blij,blij dat ik door een toltunnel rij…Zeeuws-Vlaanderen heeft recht op rust, recht op vergetelheid.
Bij Zeeland hoort het niet, bij Nederland nog minder, een stukje Europa is het, als we het niet vergeten.
Karla Peijs heeft de voorbije zes jaren nog wel eens vergeten dat elke uitspraak van de gouverneur van Zeeland in de landsdelen op een weegschaal gewogen wordt en dat – ongeacht wat er gezegd wordt – die weegschaal altijd doorslaat. Als je echter durft te stellen dat Zeeuws-Vlaanderen blij moet zijn met een toltunnel, dan ga je als bestuurder voorbij aan iets dat de Zeeuws-Vlaanderen al sinds de opening van de verbinding zwaar treft; de gelijke behandeling. Nergens in Nederland moet voor een wegverbinding met de rest van het land betaald worden. Nergens wordt tol geïnd. Zeker, er zijn elders in het land tolpaaltjes te vinden, maar dan wordt er wel een route aangeboden die korter, dan wel sneller is. Er zijn dus alternatieven voor handen. In Zeeuws-Vlaanderen bestaan er ook alternatieven, via Vlaanderen, maar dat is kilometers om, dus duurder.
De wadden-eilanden wordt dan wel eens geroepen, maar ja, dat zijn eilanden en dat kun je van Zeeuws-Vlaanderen moeilijk zeggen. Boevendien gaat het daar niet om een wegverbinding, maar een veerverbinding en die is Zeeuws-Vlaanderen met die tunnel kwijtgeraakt. Ik heb de indruk dat de meeste Zeeuws-Vlamingen er nu nog geen moeite mee zouden hebben te betalen voor een veerdienst in plaats van die vermaledijde tunneldoorgang, die moet kosteloos zijn.
Peijs heeft met haar onbedoelde anti-Zeeuws-Vlaanderen gedachten op de valreep weer een slechte beurt gemaakt. De reacties liegen er niet om. De lezerskolommen op de krantensites spreken weer boekdelen. Onbegrip en onbenul worden haar in soms prachtige bewoordingen verweten. Wat schieten we ermee op? Niets.
Helemaal niets.
” Wat schieten we ermee op? Niets. Helemaal niets. ” zijn de laatste woorden van het bericht hierboven, maar met niets zeggen schieten we ook niets op, dus is het toch goed dat velen iets gezegd hebben.
Overigens erg jammer van de opmerkingen ; na de loftuitingen op de receptie – waar ik overigens niet aanweizg was – had het beter STIL gebleven!!!
In een brief naar onze scheidende Commissaris van onze Koningen heb ikover haar ONTPOLDER-opmerking het volgende geschreven :
” …. Ik begrijp de afkeer van ontpoldering nu beter “….
Of dit uw letterlijke woorden zijn, of dat de koppenist er veranwtoordelijk voor is, laten we in het midden. Een feit is dat dit begrip bij u wel erg laat, veel te laat is gekomen. Ik kan nog letterlijk uw woorden “ Waterdunen JA. “ herinneren toen u langs een spandoek met de tekst “ Waterdunen NEE !!! “ liep bij de door u perfect geregisseerde ontvangst ( compleet met Zeeuwse / Groese – paptaarten ) van een met de partyboot Lady Madeleine vanuit Breskens naar Middelburg opgestoomde groep Zeeuws-Vlamingen . Als u toen al de afkeer bij vele Zeeuws-Vlamingen van ontpolderen had gekend, had u vast wel anders gereageerd. En zo waren er de afgelopen jaren meerdere momenten. Op die momenten had u de nu aanwezige afkeer kunnen omzetten in daden en wellicht kunnen aansturen op – zeker waar het om de provinciale ontpolderenplannen bij PerkPolder en in de Oud- en JongBreskensPoler gaat – een ommekeer van de gang van het ontpolderspook en een bijdrage kunnen leveren aan “ ten halve keren, om niet ten hele te dwalen. “ Laat ik nog een moment noemen. 17 december 2010. U maande vanaf uw voorzitters-stoel in de Statenzaal een groep met daarin een aantal poldermensen van de Oud- en JongBreskensPolder tot stilte, terwijl ze – zéér terecht naar later zou blijken – de toenmalige project-gedeputeerde kwalificeerden met “ leugenaar “ . Had u daar niet beter eens gevraagd om een toelichting op die kreet “ leugenaar “ ?
De laatste regels van het ontpolderblokje in het artikel luidden : “ Zout water toelaten op vruchtbare landbouwgrond is voor een groot deel van de Zeeuwse bevolking onbestaanbaar. “ U hebt nog enkele dagen om deze woorden in daden om te zetten. U kunt een spoedvergadering van de Zeeuwse Gedeputeerde en Provinciale Staten beleggen over het onderwerp ONTPOLDEREN ? U kunt een voorzet geven om “ ten halve te keren, om niet ten hele te dwalen “ . Maar…daar is moed voor nodig, veel politieke moed voor nodig. Maar het kan !!! Het zou historisch zijn. De politici die die moed zullen tonen komen dan te staan in het rijtje mensen waar Zeeuws-Vlaanderen FIER op zou kunnen zijn. U zou daarbij kunnen horen !!! “