De wekelijkse vergadering van B en W was achter de rug en de wethouder zat – zoals hij wel vaker pleegt te doen – op zijn gemak in zijn kamer naar buiten te turen. Hij zag de Westerschelde grijs onder een blauwe lucht. In de Put van Terneuzen werd een schip gelost en verder gleden er wat binnenvaartschepen langs op weg naar het sluizencomplex. In de verte, bij Ossenisse, ontwaarde hij een containerschip dat de haven van Antwerpen had aangedaan en nu – leger dan in het doorgaan – terugkeerde naar open zee. “Machtig toch, dat water”, dacht hij even, maar niet lang, want de wethouder van Grote Projecten van Terneuzen had meer te doen, veel meer. Nou ja, dat dacht hij…
De wekelijkse vergadering van B en W was achter de rug en de wethouder zat – zoals hij wel vaker pleegt te doen – op zijn gemak in zijn kamer naar buiten te turen. Hij zag de Westerschelde grijs onder een blauwe lucht. In de Put van Terneuzen werd een schip gelost en verder gleden er wat binnenvaartschepen langs op weg naar het sluizencomplex. In de verte, bij Ossenisse, ontwaarde hij een containerschip dat de haven van Antwerpen had aangedaan en nu – leger dan in het doorgaan – terugkeerde naar open zee. “Machtig toch, dat water”, dacht hij even, maar niet lang, want de wethouder van Grote Projecten van Terneuzen had meer te doen, veel meer. Nou ja, dat dacht hij…droomde hij.
De telefoon ging. Een meneer Sonnefeld wist de secretaresse. “O wie, Sonnefeld? Ken ik niet, wat wil-ie?”
“Iets met een berg”, klonk het.
“Een wat?”
“Een berg?”
“Ja, dat zei hij, een berg..”
“Nou, verbindt ‘m maar door.”
“Hallo, met Van Hulle.”
“Dag meneer Van Hulle, U spreekt met Thijs Zonneveld, ik ben oud-wielrenner en journalist en probeer al enkele jaren mensen met kennis, kunde, ervaring en geld bijeen te krijgen om in Nederland een berg aan te leggen. Niet zomaar een bultje, nee, echt een berg, die voor meerdere doeleinden aangewend kan worden.”
“O,O,O, jaja, ik heb daar wel eens over gehoord. Mooi plan, dat is het wel, klip en klaar…maar…”
“Nou kijk, ik bel U als verantwoordelijk wethouder voor grote projecten, omdat ik begrepen heb – uit de pers en van horen zeggen – dat Terneuzen een gemeente is waar veel kan, waar grote project onmiddellijk door het bestuur omarmd worden als blijkt dat zij een verrijking voor de stad, de gemeente, kunnen betekenen en ik denk dat Terneuzen wel een grote berg verdient.”
“Nou”, zegt de wethouder, “het is mooi om zo te denken. Ja, wij in Terneuzen willen wel wat, dat is klip en klaar, we zijn niet voor niets bezig met al die grote projecten, omdat we ervan overtuigd zijn dat we van Terneuzen een echte dynamische, bruisende stad kunnen maken. Het is niet voor niets dat investeerdersgroepen -zelfs uit het verre buitenland- hier vele miljoenen willen investeren.”
“Dus, als ik het goed begrijp heeft Terneuzen wel interesse in een berg?”
“Jazeker, we hebben nog een hele polder waar we tot nu toe niets hebben laten gebeuren, maar waar wel een skihal in staat met windmolen. Tussen die molens zou een berg prima passen. Dan zouden we in de winter ook echt buiten op de hellingen kunnen wintersporten. En je kunt op zo’n berg zoveel meer, dat is wel klip en klaar mag ik zo zeggen….”
“Zullen we dan maar eens een afspraak maken?”
“Ja, dat moeten we zeker doen. Om goed beslagen ten ijs te komen tijdens dat overleg zal ik hier in huis onmiddellijk een werkgroep samenstellen bestaand uit ondernemers en raadgevers die mij kan bijstaan en dan gaan we er wat van maken.”
Er werd, na wat heen en weer gepraat, een datum geprikt en de wethouder legde de hoorn van het toestel neer. Hij keek weer naar buiten en zag niets…hij dacht. Aan een cruisterminal, een amfitheater, een eiland voor Terneuzen met torenhoge flats en een vliegveld, aan een nieuwe jachthaven en een berg in de Koegorspolder van twee kilometer hoogte. Toen moest-ie plassen…