Bij een woningbrand in Philippine kwam gisteren een 22-jarige man om het leven. Dat is gruwelijk. dat is iets wat je niemand toewenst. Nu hoorde ik dat de familie van het slachtoffer nog niet zo lang geleden ook al eens een familielid verloor door een brand. Dat maakt alles nog eens erger. Ik wens betrokkenen dan ook alle sterkte toe.
De brand in Fuppiene tastte ook wat jeugdherinneringen van me aan. Bij de beelden van de vernielde woning schoot het door mijn hoofd; “Verrek dat is het huis van Edith en Rudolf de Bock..” Als kind mocht ik altijd – als ik bij oma logeerde – in het snoepwinkeltje van Edith wat suikerwaren of drop kopen. Van dat ouderwetse spul, trekdorp, jodelak en Belgische neuzen.
Voor een paar dubbeltjes had je een zak vol. Dubbeltjes die ik kort daarvoor meegekregen had van mijn overgrootvader, die op de hoek bij Wiskerke, samen met andere oude mannen de dag aan het doorzagen was.
Edith en Rudolf hadden een zoon, Peter, die van mij leeftijd was of nog is. Een aardige gast, die een goede pot kon voetballen in zijn tijd.
Tijd, ach tijd. Oma moest haar laatste levensjaren – door het ontbreken van een bejaardenhuis in het mosseldorp – slijten in Hoek en Westdorpe. Fuppiene viel van onze radar af. We kwamen er amper meer. Incidenteel nog eens op het kerkhof, bij het graf van opa en oma en ome Cor.