Vertrouwen en fatsoen enzo
In mijn jonge jaren had je bij ons op dorp twee banken en de Post. De boeren gingen als vanzelfsprekend bij de Boerenleenbank hiun geldzaken doen. Het gewone volk bij de Posterijen of bij de Centrale Volksbank. De keus was beperkt, maar los van de banken zelf brachten de dorpelingen hun geld bij de bankier die ze vertrouwden. De oude heer Wille was goed te vertrouwen, een aardige, zachte man die altijd uitleg gaf bij wat hij deed, je kon doen of niet moest doen met je zuurverdiende centen. Meneer De Moor van de boerenbank was van een ander kaliber. Nadrukkelijk aanwezig in het dorp, op de basisschool en in het café. Hij was aanwezig als persoon, maar zeker ook als bankier. De Posterijen waren van de Staat, daar ging je liever niet voor geldzaken heen.
Lang ben ik mijn bank trouw gebleven al veranderde ze zo vaak van naam om uiteindelijk bij de ABN-Amro te eindigen na het Fortisdrama. Het had ook te maken met de bankiers ter plekke, mensen die ik kende en vertrouwde, eerst meneer Maas sr. en later zijn zoon, jr dus. Wat ik zei na het Fortisdrama sloot de bank in mijn woonplaats en moest ik voor zaken met mensen naar Terneuzen, waar ik weliswaar nog wel een aardig VVD-raadslid achter de toonbank kende, maar ook die werd omwille van efficiencymaatregelen weldra op non-actief gesteld. Het vertrouwenloze bankieren bracht mij er uiteindelijk toe om al mijn rekeningen – op een na- op te zeggen.
Mijn zakelijk rekening stond toen al uit bij de Rabobank. Het waarom was simpel. Die bank had een aantrekkelijk pakketje een jaar of tien terug voor beginnende ondernemers. Maar dat was het dan ook.
De voorbije jaren heb ik al diverse malen overwogen om de Rabo gedag te zeggen, omdat ik geen beetje vertrouwen heb in de figuren die deze bank lokaal leiden. De twee directeuren zijn gladjanussen van het zuiverste water, die op beurzen en manifestaties graag een beetje opsnijden over hun rol in het maatschappelijk veld, hun waarde, hun betekenis. Stuur je echter een brief aan de heren om tekst en uitleg over een artikel in het kwartaalbankenblaadje, dan hoor je nooit iets, je krijgt niet eens een ontvangstbevestiging. En solliciteer je naar een functie bij een of andere stichting waar ze op grond van hun bancaire positie in het bestuur of raad van toezicht terecht zijn gekomen, dan hoor je – dus ook -nooit iets en kun je er donder op zeggen dat een of andere vriendje op zo’n positie komt.
Zelfs als er een leger nieuwe leden voor de Raboledenraad zich aandienen, dan bepalen zij wel elke meelopers er voorgedragen worden en zullen – mogelijke – kritische leden nimmer de eindstreep halen. Nee Caro Dehulsters en Johan de Winter, de belangrijke mannen van Rabo Zeeuws-Vlaanderen, ontbreekt zelfs het fatsoen om mensen die niet worden voorgedragen, die niet hun zegen krijgen een berichtje te sturen waarin ze bedankt worden te hebben gereflecteerd.
Maar ja, als je weet dat deze twee mannen hun werk mogen verrichten onder toeziend oog van Gertjan van der Brugge, voormalige directeur van het ROC in Zeeland. De man die door zijn megalomane fusiedrift het aantal opleidingen in Zeeuws-Vlaanderen met minstens veertig reduceerde en ouders van honderden leerlingen in Zeeuws-Vlaanderen enorm op kosten joeg omdat de jonge garde door zijn toedoen naar de overkant naar school moest.
Deze bestuurlijke grootheid, die zo graag voor het CDA naar de Eerste Kamer in het Haagje wou, maar zijn ambitie gelukkig zag vastlopen in de Zeeuwse klei, is dus voorzitter van de Raad van Commissarissen in dit gewest. Ach arm. En tot overmaat van ramp mag deze onpartijdige man (haha) ook nog eens de rol spelen van Zeeuwse Ombudsman. En dan vragen ze zich in deze contreien vaak af waarom getalenteerde jongeren zo gemakkelijk deze streek verlaten…