In Middelburg, maar het kan ook in Den Haag zijn, loopt er een man rond, een kamerlid, met een uitermate vettig kapsel. Kan ook niet anders, want wie zoveel boter op zijn hoofd heeft, kan er onmogelijk een frisse haardos op nahouden. Nee, Albert de Vries, voorheen Middelburgse wethouder van ruimtelijke ordening en tegenwoordig Kamerlid der Sociaal-Democraten belast met economie en krimp, heeft zich duidelijk van de verkeerde kant laten zien toen hij een week of wat terug provincies en gemeenten opriep om te komen met een plan van aanpak tegen de winkelleegstand in binnensteden. In dat plan zou geen ruimte mogen bestaan van detailhandelvestiging aan de randen van steden zoals voorzien in bijvoorbeeld Steenwijk, Almelo, Arnhem en Terneuzen.
Nounou, mooi hoor, beste brave De Vries.
Maar laat nu net dat soort ontwikkelingen de enige zijn die de markt nog wil, die de commercie nog ziet zitten en die voor projectontwikkelaars en bouwers in deze tijd van somberheid nog enig soulaas bieden.
De Vries deed als bestuurder te Middelburg meer dan zijn best – samen met de provincie Zeeland, gesteund door toenmalig gedeputeerde Frisse Harry (van Waveren) – om aan de randen van de provinciale hoofdstad het winkeldomein De Mortiere en het ZEP van de grond te tillen. En dat kon allemaal, aan de stadsrand.
En nu, nu Albert de Vries zich een andere rol heeft weten aan te meten, moet alles anders.
Co van Schaik, wethouder te Terneuzen, sloeg de spijker hard op de kop toen hij laatste week in de PZC constateerde: “Albert heeft de buit binnen in Middelburg. Het andere Zeeland moet nu op slot.”
Overigens zou De Vries toch moeten weten dat de Terneuzense skihalontwikkelingen dateren van jaren voor de crisis en Van Schaik op zijn beurt had daar op zijn beurt ook veel meer van kunnen maken, maar dat even terzijde…